Bij een bedrijfsoverdracht moet rekening worden gehouden met de:
- Inkomstenbelasting;
- Schenk- en erfbelasting;
- Overdrachtsbelasting en omzetbelasting.
Voor elke soort belasting is in de wetgeving ruimte gegeven om een bedrijfsoverdracht niet te veel te belemmeren. Kort weergegeven ziet dit er per belasting als volgt uit:
Ad 1. Inkomstenbelasting
Voor de heffing van de inkomstenbelasting kan in veel een beroep gedaan worden op de geruisloze doorschuiving naar werknemers of mede-ondernemers. Het woord geruisloos zegt het al, er hoeft geen belasting te worden betaald. Deze doorschuiving is geregeld in artikel 3.63 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001.
Ad 2. Schenk- en erfbelasting
Normaal moet er bij een schenking of vererving schenk- of erfbelasting worden betaald. Dit is anders als de schenking gedaan wordt in het kader van een bedrijfsoverdracht. In dat geval bestaat er een zeer gunstige vrijstelling die een bedrijfsoverdracht naar bijvoorbeeld de kinderen goed mogelijk maakt mits aan de voorwaarden en de termijnen wordt voldaan.
Deze vrijstelling wordt de bedrijfsopvolgingfaciliciteit of bedrijfsopvolgingsregeling genoemd en is geregeld in artikel 35b van de Successiewet 1956.
Ad 3. Overdrachtsbelasting en omzetbelasting
In verband met bedrijfsopvolging bestaan er ook speciale regelingen in de omzetbelasting en overdrachtsbelasting:
- Bij overdracht van een gehele onderneming of een zelfstandig deel van de onderneming wordt geen omzetbelasting geheven op grond van artikel 37d Wet Omzetbelasting.
- Bij een bedrijfsoverdracht aan (klein)kinderen, broers, zussen of hun echtgenoten geldt een vrijstelling voor de onroerende zaken (behalve de bedrijfswoning). Daarnaast is er ook nog een speciale vrijstelling voor de overdracht van landbouwgrond, dit is vrijgesteld overdrachtsbelasting mits de grond aangewend blijft in een landbouwbedrijf.