Overleg VLB/LTO en Belastingdienst over fiscale behandeling fosfaatrechten – deel II

Nieuws

Per 1 januari 2018 is het stelsel van fosfaatrechten ingevoerd in Nederland. Agrarische ondernemers krijgen op basis van een verdeelsleutel een vooraf bepaalde hoeveel fosfaatrechten. De invoering van dit stelsel heeft fiscale vraagstukken met zich meegebracht. VLB (Vereniging van accountants en belastingadviseusbureau’s) & LTO Nederland hebben daarom in overleg met de Belastingdienst zoveel mogelijk van deze vraagstukken vooraf proberen te beantwoorden. In deze artikelenreeks zullen wij enkele onderwerpen uit het vooroverleg behandelen. In dit onderdeel de stoppersregeling.

Voor melkveehouders is er een subsidieregeling wanneer zij hun bedrijf beëindigen. Deze subsidie wordt de stoppersregeling genoemd. Per melkkoe, pink of kalf wordt een bedrag ontvangen door de melkveehouder die zijn bedrijf stopt. De volgende vragen zijn aan de orde gekomen.

Stakings- of jaarwinst

Uit het overleg blijkt dat deze vergoedingen als stakingswinst mogen worden gekwalificeerd, tenzij uit feiten blijkt dat verkoop niet in verband staat met het stoppen van de onderneming.

Opbouw van de vergoeding

De tweede vraag is waar de vergoeding op ziet en welk deel direct belast is en wel deel mogelijk voor herinvesteringsreserve (HIR) te vormen. Het antwoord hierop is dat een deel van de vergoeding direct belast is. Dit deel is de compensatie die de melkveehouder krijgt voor het niet meer leveren van melk. Dit deel van de vergoeding moet de gederfde inkomsten compenseren.

Daarnaast is er een deel van de vergoeding dat het eerder afstoten van de melkkoeien en het jongvee compenseert. Dat gedeelte kan aan het vee worden toegerekend en daarvoor kan een HIR worden gevormd. Om een HIR te vormen moet wel aan de wettelijke voorwaarden voldaan worden.

Hoe de precieze verdeling is, is nog niet duidelijk.

Toepassing HIR bij (gedeeltelijke) staking

Ingeval de stoppersregeling leidt tot een staking of een gedeeltelijke staking is het de vraag of er een HIR gevormd kan worden. Een drietal situaties komen voorbij

  1. Volledige staking van de onderneming

Stopt de melkveehouder met zijn onderneming en is hij voornemen om een andere onderneming op te starten, dan kan hij een HIR vormen op grond van artikel 3.64 Wet IB. Hier gelden de normale voorwaarden van de HIR voor, maar is de termijn niet 3 jaar maar 12 maanden na het stakingsmoment.

  1. Staking van een tak en herinvestering in de andere tak van een gemengd bedrijf

Een HIR kan ook worden gebruikt binnen de bestaande onderneming, wanneer deze niet stopt. Bij een gemengd bedrijf kan dit door een besluit van de staatssecretaris onder voorwaarden ook toegepast worden.  Deze mogelijkheid komt uit artikel 3.54 van de Wet IB alsmede op basis van een besluit van de Staatssecretaris van 27 oktober 2015, nr. BLKB 2015/864M.

  1. Staking van een tak van een gemengd bedrijf en herinvestering in een nieuwe tak

Wat niet mogelijk is, is een HIR vormen voor het opstarten van een nieuwe bedrijfstak in een bestaande onderneming. Wil de melkveehouder zijn melkveehouderij niet helemaal stoppen, maar wel een akkerbouwbedrijf in de onderneming ontwikkelen, dan is een vorming van de HIR niet mogelijk. Vereist is namelijk dat de gehele onderneming die daarvoor werd uitgeoefend is gestaakt.