Overleg VLB/LTO en Belastingdienst over fiscale behandeling fosfaatrechten – deel III

Geen categorie

Per 1 januari 2018 is het stelsel van fosfaatrechten ingevoerd in Nederland. Agrarische ondernemers krijgen op basis van een verdeelsleutel een vooraf bepaalde hoeveel fosfaatrechten. De invoering van dit stelsel heeft fiscale vraagstukken met zich meegebracht. VLB (Vereniging van accountants en belastingadviseusbureau’s) & LTO Nederland hebbendaarom in overleg met de Belastingdienst zoveel mogelijk van deze vraagstukken vooraf proberen te beantwoorden. In deze artikelenreeks zullen wij enkele onderwerpen uit het vooroverleg behandelen. In dit onderdeel de fosfaatrechten.

Het grootste gedeelte van de uitkomst van het overleg tussen LTO Nederland en de Belastingdienst gaat over de fiscale behandeling van fosfaatrechten.

Fosfaatrechten bedrijfsmiddelen?

Ten eerste wordt opgemerkt dat fosfaatrechten die binnen de eigen onderneming gebruikt worden, kwalificeren als bedrijfsmiddelen. Zij zijn dus afschrijfbaar.

Op de fosfaatrechten zelf mag worden afgeschreven. Dit heeft de minister op 20 december 2017 aan de Tweede Kamer meegedeeld. Zij mogen vanaf 1 januari 2018 in 120 maanden worden afgeschreven zonder restwaarde. Worden de fosfaatrechten later aangekocht moeten tijdsevenredig worden afgeschreven.

Waar nog onenigheid over is tussen VLB/LTO is de fiscale kwalificatie van fosfaatrechten die een stoppende melkveehouder op 1 januari 2018 krijgt en die deze doorverkoopt aan een andere melkveehouder. De fiscus meent dat er dan sprake is van een voorraad omdat de melkveehouder de fosfaatrechten niet gebruikt in zijn eigen bedrijf.

VLB/LTO vindt daarentegen dat er sprake is van een bedrijfsmiddel omdat de rechten een vervolg zijn op referentieaantallen die in 2015 zijn toegekend.

Fosfaatrechten en verleasing

VLB/LTO en de Belastingdienst zijn het er wel over eens dat wanneer de fosfaatrechten door de melkveehouder worden verleasd er wel sprake is van een vermogensrecht. Wat ook geen discussie is voor de partijen is dat fosfaatrechten geen privévermogen kunnen zijn.

Hierbij kan nog wel een mits geplaatst worden. Het is namelijk de vraag hoe het zit bij fosfaatrechten die opgekomen zijn bij boeren die al fiscaal gestaakt zijn voor 2 juli 2015 maar daarna wel nog vee hebben aangehouden. Voor deze categorie ‘hobbyboeren’ lijkt het dat de fosfaatrechten niet opkomen in de onderneming, maar dus tot het privévermogen behoren.

Wordt de onderneming in duurzaam afgeslankte vorm voortgezet, door bijvoorbeeld het verpachten van gebouwen of het verleasen van fosfaatrechten, dan blijven de fosfaatrechten tot het verplichte ondernemingsvermogen behoren. De verpachte gebouwen worden gekwalificeerd als keuzevermogen.  Indien er geen onderneming in afgeslankte vorm wordt voortgezet, blijven de fosfaatrechten verplicht ondernemingsvermogen.

Fosfaatrechten en toepassing HIR

Een reden waarom de kwalificatie van de fosfaatrechten als bedrijfsmiddel belangrijk is, is de vraag of er op afgeschreven kan worden en of bij verkoop van de fosfaatrechten een HIR toegepast kan worden. De verkoop van fosfaatrechten is namelijk gewoon belast.

Indien de fosfaatrechten bedrijfsmiddelen zijn, dus als zij in de eigen onderneming worden gebruikt of als zij worden verleasd, kan bij verkoop een HIR worden gevormd. Wanneer zij direct door de melkveehouder worden vervreemd, zonder dat zij een redelijke termijn in eigen gebruik zijn geweest, is de discussie op dit onderdeel nog niet beslecht.

De mening van VLB/LTO en de Belastingdienst lopen hierover uiteen. Wanneer een HIR gevormd wordt mag deze worden afgeboekt op bedrijfsmiddelen die in minder dan tien jaar worden afgeschreven.

Toepassing HIR bij (gedeeltelijke) staking

Ingeval de melkveehouder zijn fosfaatrechten verkoopt en zijn onderneming geheel of gedeeltelijk staakt is het de vraag of er een HIR gevormd kan worden. Een drietal situaties komen voorbij

  1. Volledige staking van de onderneming

Stopt de melkveehouder met zijn onderneming en is hij voornemen om een andere onderneming op te starten, dan kan hij een HIR vormen op grond van artikel 3.64 Wet IB. Hier gelden de normale voorwaarden van de HIR voor, maar is de termijn niet 3 jaar maar 12 maanden na het stakingsmoment.

  1. Staking van een tak en herinvestering in de andere tak van een gemengd bedrijf

Een HIR kan ook worden gebruikt binnen de bestaande onderneming, wanneer deze niet stopt. Bij een gemengd bedrijf kan dit door een besluit van de staatssecretaris onder voorwaarden ook toegepast worden.  Deze mogelijkheid komt uit artikel 3.54 van de Wet IB alsmede op basis van een besluit van de Staatssecretaris van 27 oktober 2015, nr. BLKB 2015/864M.

  1. Staking van een tak van een gemengd bedrijf en herinvestering in een nieuwe tak

Wat niet mogelijk is, is een HIR vormen voor het opstarten van een nieuwe bedrijfstak in een bestaande onderneming. Wil de melkveehouder zijn melkveehouderij niet helemaal stoppen, maar wel een akkerbouwbedrijf in de onderneming ontwikkelen, dan is een vorming van de HIR niet mogelijk. Vereist is namelijk dat de gehele onderneming die daarvoor werd uitgeoefend is gestaakt.

Voor meer informatie, neem gerust contact met ons op!