Cultuurgrondvrijstelling voor paardenfokkerij

Nieuws

Belastingplichtige is van mening dat de WOZ-waarde van haar woning met bedrijfsgebouwen, schuren en bergingen te hoog is vastgesteld door de gemeente Tytsjerksteradiel.

In geschil is vooral de waardering van de grond. De belastingplichtige vindt dat een deel van de grond niet moet worden meegenomen bij de WOZ-waardering omdat dit deel onder de cultuurgrondvrijstelling valt. Zij exploiteert een paardenfokhuis en een paardenpension op de grond. De vraag is of dit voldoende gebruikt wordt om als bedrijfsmatige exploitatie ten behoeve van de land- en bosbouw wordt gezien. In dat geval is de cultuurgrondvrijstelling van toepassing.

De Rechtbank overweegt dat op grond van een arrest van de Hoge Raad niet alleen het houden van vee voor vleesproductie of consumptief gebruik meetelt voor de vraag of er sprake is van veehouderij, maar ook het fokken van paarden. Beslissend is of de dieren of producten van de dieren voor de verkoop bestemd zijn. Het laten rusten van dieren valt niet onder veehouderij. De fokactiviteiten van belastingplichtige behelzen 10-15% van de bedrijfsactiviteiten. Dus neemt de Rechtbank dat percentage als het percentage waarin de grond bedrijfsmatig wordt gebruikt.

De Rechtbank oordeelt dat voldoende is voor de cultuurgrondvrijstelling en redeneert: om als cultuurgrond voor de vrijstelling te kwalificeren, mag deze in de eerste plaats slechts voor een klein deel (maximaal 10 %) niet-bedrijfsmatig worden gebruikt. De bedrijfsactiviteiten ten dienste waarvan de grond (dus voor minstens 90 %) wordt gebruikt, moeten bovendien ten minste ten dele uit landbouw bestaan. Naar het oordeel van de Rechtbank voldoet de situatie bij eiseres aan deze criteria: de bedrijfsmatige exploitatie van de beide percelen geschiedt immers geheel ten behoeve van het bedrijf van eiseres, terwijl binnen dat bedrijf voor een deel (namelijk voor 10 %-15 %) landbouwactiviteiten worden ontplooid. De cultuurgrondvrijstelling is volgens de Rechtbank dan ook voor dat gedeelte van de grond van toepassing.

Bron: uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 10 augustus 2017.