Einde pachtovereenkomst en inbreng in maatschap, welke waardering voor de grond?

Nieuws

Een man was gehuwd met een vrouw die een akkerbouw die een akkerbouwbedrijf exploiteerde. Het akkerbouwbedrijf pachtte grond van de Staat. In 1997 is de grond vervolgens door de man gekocht en werd privévermogen. Hij ging de grond aan het akkerbouwbedrijf van zijn vrouw verpachten middels een pachtovereenkomst. Op een gegeven moment gingen de man en vrouw een maatschap aan en werd de pacht beëindigd middels een overeenkomst. De grond werd door de man in gebruik en genot ingebracht.

 

In 2010 is de maatschap gestaakt en is de grond gedeeltelijk verkocht aan de provincie. In geschil is de berekening van de boekwinst en specifiek de vraag of de grond tegen de verpachte of de vrije waarde op de openingsbalans had moeten worden opgenomen.

 

Belastingplichtige meent dat dit vrije waarde had moeten zijn. Partijen hebben bij het aangaan van de maatschap en het ontbinden van de oude pachtovereenkomst elkaar over en weer kwijting en decharge verleend. Zij hadden geen vordering op elkaar. De grond was vrij opleverbaar en tegen die waarde dient het dan ook op de openingsbalans te worden gezet. Volgens de inspecteur moet de waarde echter tegen verpachte waarde op de openingsbalans gezet worden.

 

De Rechtbank overweegt dat de grond gewaardeerd moet worden tegen de waarde die daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend. De Rechtbank vindt dat, omdat de pachtovereenkomst is ontbonden, de grond tegen de waarde in vrij opleverbare staat gewaardeerd mocht worden.

 

De inspecteur voert aan dat pacht onzakelijk is beëindigd omdat er geen beëindigingsvergoeding is betaald. Een zakelijk handelend ondernemer zou dit niet doen. Een tegenprestatie was volgens de inspecteur overigens ook niet nodig omdat de grond via de maatschap en het gebruik en genot nog steeds door de echtgenoot gebruikt kon worden. De inspecteur wijst er daarbij op dat de grond al was ingezaaid voor de volgende oogst.

 

Toch vindt de Rechtbank dat dit niet voldoende is. Civielrechtelijk is de pacht immers beëindigd en door de inspecteur wordt niets aangevoerd dat bewijst dat partijen civielrechtelijk iets anders hebben beoogd dan de beëindiging van de pacht. Het enige wat de inspecteur aanvoert is dat de overleden echtgenoot de grond kon blijven gebruiken. Dit staat beëindiging van een pachtovereenkomst echter niet in de weg.

 

De Rechtbank gaat er dus vanuit dat de pacht daadwerkelijk is beëindigd. Wanneer de grond werd ingebracht in de maatschap kon de belastingplichtige dus over grond beschikken die in vrij opleverbare staat verkeerde. Op de openingsbalans dient dan ook de grond gewaardeerd te worden naar de waarde in vrij opleverbare staat.

 

 

Bron: een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 19 juli 2017.